Een klein misverstand greep plaats. En dat zorgde ervoor dat Jan meteen een grote hekel had aan de camping.
Muriëlle koos de camping. Maar, eerlijk is eerlijk, hij mocht mee kiezen. Zij toonde hem op internet campings waar de tenten en caravans in de schelle zon stonden op een perk waar amper twee tuinkabouters op pasten. Er was – o horror – entertainment voor groot en klein, met kinderdisco en bal populaire. En er waren maar liefst drie zwembaden met glijbaan, de één al spectaculairder dan de andere. Ideaal voor de kids, pleitte Muriëlle, afglijden naar de hel vond Jan.
Ze konden ook kamperen bij de boer. Heel rustig. Vier tenten op een erf. Als enig entertainment elke dag een beetje meewerken op de boerderij. In ruil voor het werk op de boerderij mocht je aanschuiven aan tafel bij het boerengezin, om de zelfgemaakte rillette te proeven. Back to basics, rudimentair comfort, geen elektriciteit. Een werkkamp met walgelijk voedsel vond Jan.
En toen klikte Muriëlle naar de website van Camping Le Bohémien. Gelegen vlakbij een pittoreske baai, grote schaduwrijke plaatsen voor tenten, een gewoon zwembad, jeu-de-boulesbaan, ontspanningsruimte met schaakbord, minigolf, proper sanitair en een eenvoudige speeltuin voor de kinderen die trouwens ook in het bos konden spelen of bootje varen op de vijver. Het campingwinkeltje verkocht buitenlandse kranten. Daar kon Jan mee leven.
Je mocht zelfs op voorhand kiezen waar je je tent wilde neerpoten. Zij kozen een schaduwplek dichtbij het sanitaire blok en de vijver.
Bij aankomst bleek er echter een misverstand te zijn opgetreden.
‘Geen overboeking,’ verzekerde de campingbediende, een knaap van een jaar of achttien met meloenoranje shorts en fuchsia poloshirt van Lacoste. Onder het logo van de krokodil droeg hij een naamplaatje met ‘Florian’ erop. Belachelijke naam, vond Jan, wie heet er nu Florian. Beslist verarmde adel of zo, gedegenereerd tot in het zevende knoopsgat.
‘Er is zeker nog plaats voor uw gezin op camping Le Bohémien, maar helaas, helaas en het spijt ons zeer erg maar een ander gezin kreeg per toeval uw plaats toegewezen. Fout van de computer,’ ratelde Florian, ‘Er is nog plaats, iets verder van het sanitair, het zwembad en de vijver, maar heel mooi in de zon.’
Na bijna duizend kilometer in een snikhete auto met jengelende kinderen en ruzies met Muriëlle had Jan géén zin in een plek in de zon en nog meer hitte.
Wie zijn die mensen?, vroeg hij.
Pardon?, antwoordde Florian.
Wie zijn die mensen die op onze plaats staan?, vroeg Jan. Het was gewoon kwestie van hen te vragen – te zeggen – dat zij hun tent moesten verplaatsen.
‘Eh, toeristen, zoals uzelf’, antwoordde Florian droogjes.
Nu was Jan doorgaans erg timide, maar ook zeer principieel. Zij hadden gereserveerd en het systeem had niet gewerkt. Wat heb je aan een reservatiesysteem dat niet reserveert? Het falen van de technologie maakte hem kwaad. Hij stelde de vraag aan Florian, wond zich daarbij lichtjes op en doorspekte zijn zin met ‘merde’ en ‘putain’.
Het maakte weinig indruk op Florian. Die herhaalde dat hij très très désolé was over de reservatiefout, maar niks aan deze vervelende situatie kon veranderen, want het Duitse gezin was vroeger gearriveerd en monsieur begreep toch dat hij niet mocht verwachten dat die Duitse familie zou verhuizen?
‘Baai dzie weej’, zei Florian die om één of andere onduidelijke reden plots op Franglais overschakelde, dzie spot aai gieve joe ies very tranquille, becoes a bit moor far from dzie zwiemming poel’.
Muriëlle stond enigszins perplex door de furie waarin haar man ontstak. Jan spuugde een verbolgen ‘Duitsers!?!?’ in Florians gezicht. ‘Die denken #@&**domme nog altijd dat ze zomaar alles mogen innemen.’ En dan volgde een donderpreek, getier, gescheld en gevloek in het Frans, Engels én Duits, waarbij alle mensen van alles werden, behalve Brüder.
Toen Jan was uitgeraasd, vroeg Florian heel koeltjes of het gezin oui ou non op de camping wenste te blijven en de plek zou occuperen en of monsieur s.v.p. wou kalmeren anders zag Florian zich genoodzaakt de Gendarmerie op te roepen. Jan brulde dat hij kalm was, stormde naar buiten en ging zitten mokken in de snikhete auto. Max, Juliette en Linde verkenden de camping terwijl Muriëlle zich verontschuldigde voor het gedrag van haar man en de registratie in orde bracht.
‘We hebben plek D27,’ zei ze droogjes toen ze in de auto stapte. Ze voegde eraan toe dat zijn uitbarsting nergens voor nodig was geweest. Waarop hij nog eens in woede ontstak en zij het moest ontgelden.
Zijn kwaadheid verdween niet tijdens het opzetten van de tent. En zijn ergernis werd alleen maar groter toen bleek dat campinguitbaters op hun website enkel foto’s plaatsen die de camping op z’n best laten zien. Wat ze niet tonen: het overvolle zwembad met water op vriestemperatuur, de spoorweg op vijfhonderd meter afstand waarover overdag om de twintig minuten een intercity langsraast en ’s nachts oneindig lange goederentreinen voorbijdenderen, de jeu-de-boulesbaan die een stoffige zandbak is, de toiletten met stinkende remsporen, de door algen overwoekerde vijver, de douches die alleen kokend heet of ijskoud water spuiten, de schaduwplekjes in de volle zon, het strand vlakbij dat op 5 kilometer afstand ligt, de hordes insecten en vooral: het lawaai. Gelukkig deed Lies hem dit allemaal vergeten.
© David Van Bambost